- Details
-
Laatst bijgewerkt: dinsdag 31 maart 2015 13:00
Carcinoma in situ (CIS)
CIS kan het gehele blaasoppervlak beslaan. Daarom moet behandeling het gehele oppervlak bestrijken. Bacillus Calmette-Guérin (BCG) is een verzwakte vorm van de Mycobacterium bovis, een micro-organisme dat verantwoordelijk is voor tuberculose. BCG wordt in een vloeistof via een katheter in de blaas gebracht. Medicatie in de blaas brengen noemen blaasinstillatie. De blaas reageert met een krachtige afweerreactie (immunotherapie) op de BCG. Deze afweerreactie leidt tot de vernietiging van de abnormale cellen waaruit CIS bestaat. Deze blaasinstillatie wordt gewoonlijk eerst 6 weken lang 1 keer per week gegeven. Om het risico van recidief of progressie te verminderen wordt daarna een onderhoudsdosering afgesproken (maintenance).
Bijwerkingen
Iedere behandeling kan bijwerkingen geven. Bij BCG blaasinstillaties komt irritatie van de blaas frequent voor. Dit geeft sterke plasdrang, branderig gevoel bij het plassen en vaker plassen per dag. Bloederige urine (hematurie) komt regelmatig voor. In zeldzame gevallen ontstaat ten gevolge van BCG een schrompelblaas (een door littekenweefsel samengetrokken blaas). Ook kan BCG lichamelijke reacties geven: rillerigheid, koorts of gewrichtspijnen. Koorts geeft de verdenking op een infectie met BCG en behoeft onderzoek en behandeling. Soms zijn tuberculostatica (middelen tegen tuberculose) noodzakelijk. Lees meer over BCG-blaasinstallaties in de folder.
Oppervlakkig UCC
De primaire behandeling van oppervlakkig UCC is transurethrale resectie van de tumor (TUR-T). Via de plasbuis wordt een werkschacht (smalle buis) ingebracht. Door deze werkschacht kan met een cystoscoop de tumor worden gelokaliseerd. Vervolgens kan met een lusvormige draad, die verbonden is met een elektrische bron, met stroom de tumor zorgvuldig worden weggesneden. Soms is de tumor zo klein aantikken van de tumor met het lusje voldoende is (=fulguratie). Deze procedures worden uitgevoerd onder plaatselijke of algehele verdoving.
TUR-T
Bij het verwijderen van een ogenschijnlijke oppervlakkige tumor zal tijdens deze ingreep voldoende blaasspier worden weggenomen voor stadiering. De patholoog kan zien of de onderliggende spier vrij is van tumor en uitsluiten dat er spierinvasie aanwezig is. Na de operatie blijft er meestal voor 1 nacht een katheter in de blaas achter. Binnen 6 uur na de operatie wordt de blaas gespoeld met chemotherapie (epirubicine of mitomycine) om eventueel achtergebleven tumorcellen te doden. Alleen als er een diepe resectie noodzakelijk is met blaasperforatie tot gevolg moet de katheter een kleine week blijven zitten. Een blaasspoeling met chemotherapie blijft dan achterwege. Een perforatie geneest met een katheter in de blaas meestal zonder problemen.
Photo-dynamic diagnostics (PDD) bij TUR-T
Sinds eind maart 2009 hebben de urologen in het Jeroen Bosch Ziekenhuis de beschikking over PDD. Dit is een techniek waarbij de blaas met een kleurstof wordt voorbehandeld (geslpeold) voordat een kijkonderzoek van de blaas plaatsvindt. De gebruikte kleurstof (hex-aminolevulaat) wordt door afwijkend blaasslijmvlies, waaronder kankerweefsel ,gemakkelijker opgenomen. Door met blauwlicht te kijken in de blaas kleuren afwijkende delen van de blaas rood op (fluorisentie). Door van deze gebieden weefsel weg te nemen wodt de kans vergroot om beginnende gebieden van blaaskanker vroegtijdig op te sporen en weg te nemen. Door deze techniek worden 20% meer tumoren en 23% meer gebieden met Carcinoma in Situ (CIS) opgespoord.
Het JBZ is het eerste algemene ziekenhuis in Nederland dat deze kleurstof op de operatiekamer inzet om de kwaliteit van de TUR-T operatie te verbeteren.
Risico classificatie
Na het onderzoek van de patholoog worden het T stadium en de gradatie van de tumor vastgesteld. Afhankelijk hiervan en of er sprake is van een initiële tumor of een recidief kan de tumor worden ingedeeld in low, intermediate en high risk. Low risk tumoren hebben een uitstekende prognose en eventuele recidieven zijn over het algemeen weer oppervlakkig en low risk. Langdurige controles zijn wel noodzakelijk. Een tumor die geclassificeerd wordt als intermediate risk zal worden nabehandeld met blaasinstillaties in de vorm van chemotherapie (6 keer wekelijks, daarna 6 keer maandelijks). De blaas zal frequent middels cystoscopie worden gecontroleerd. Als de tumor high risk is worden blaasinstillaties met BCG afgesproken. Bij high risk tumoren die niet op BCG reageren moet agressieve behandeling plaatsvinden. De gehele blaas wordt operatief verwijderd (cystectomie).
Spierinvasief UCC
Als de tumor zich heeft uitgebreid in de spierlaag van de blaas is volledige resectie middels TUR-T zeer moeilijk zo niet onmogelijk. Een tumor die diep doorgroeit, behoeft om de tumor in zijn geheel te verwijderen, diepe resectie. Diepe resectie brengt het risico op perforatie van de blaas en beschadiging van aangrenzende organen met zich mee.
Radicale cystectomie
In het algemeen bestaat de behandeling van een spierinvasieve tumor zonder bewijs voor metastasen uit het volledig verwijderen van de blaas: radicale cystectomie. Daar de blaas bij de man in nauwe relatie staat met de prostaat en de zaadblaasjes en bij de vrouw met de eierstokken en de baarmoeder worden deze bij de radicale cystectomie eveneens verwijderd. Deze agressieve behandeling is nodig omdat spierinvasief UCC agressief is.Het is duidelijk dat deze operatie gevolgen heeft voor de kwaliteit van leven.
De operatie wordt in het Jeroen Bosch Ziekehuis in principe uitgevoerd met robot-geassisteerde kijkbuischirurgie (laparoscopie). Op deze wijze wordt de -nog steeds zware- operatie voor het lichaam iets minder belastens. Het herstel gaat dan vlotter.
Blaasvervanging of urostoma
Daar de originele blaas bij een radicale cystectomie wordt verwijderd moeten de urinewegen zo worden gereconstrueerd dat de urine veilig het lichaam kan verlaten. Deze reconstructie vindt direct in dezelfde operatie plaats. Over het algemeen zijn er voor reconstructie 2 mogelijkheden. Of er wordt een stoma gemaakt (een niet natuurlijke uitgang in de buikwand) waar de urine uitkomt. De urine wordt in deze situatie opgevangen in een zakje dat op de buik geplakt is. Daarnaast is het creëren van een vervangblaas, gemaakt van een stuk dunne darm, mogelijk. Niet iedere optie is bij iedere patiënt mogelijk. Zelfredzaamheid, motivatie en tumorstadium spelen bij het maken van een keuze een belangrijke rol.
Gemetastaseerd blaascarcinoom
Patiënten met lymfeklier metastasen of metastasen in andere organen hebben een slechte prognose. De kanker groeit vaak explosief en is meestal op korte termijn fataal. Chemotherapie kan de overleving soms verbeteren.
In dit stadium van ziekte is ook een goede ondersteuning, gericht op het verlichten van klachten als bijvoorbeeld pijn zeer belangrijk. Maar ook aandacht voor de omgeving en de mentale ondersteuning is voornaam. Ten slotte is ook het bespreekbaar maken van het naderende einde essentieel. De specialist maar zeker ook de huisarts hebben hierin een belangrijke rol.