De prostaat of voorstanderklier, afgeleid van het Grieks προστάτης ‘prostateis’, ‘hij die vooraan staat’, is een klier die bij de man onder de urineblaas en boven de sluitspier van de blaas ligt (plaatje prostaatligging). Door deze klier heen loopt de afvoerbuis van de blaas: de plasbuis. Deze voert urine af vanuit de blaas.
De prostaat produceert vocht dat samen met vocht uit de zaadblaasjes het sperma vormt. Net achter de blaas en boven de prostaat liggen 2 zaadblaasjes die ook dienen voor opslag van het zaadvocht in afwachting van een zaadlozing. In de prostaat komen ook de zaadleiders vanuit de teelballen uit. Wanneer een man klaarkomt, wordt het zaadvocht samen met zaadcellen vanuit de balzak gevoegd en naar buiten gestuwd. Het zaadvocht dient als bescherming van de zaadcellen als die op zoek gaan naar een eicel.
In de prostaat zitten ook bindweefsel en spieren aanwezig om de zaadlozing mogelijk te maken. Tijdens de zaadlozing sluit de spier tussen blaas en prostaat waardoor het sperma niet naar de blaas, maar naar buiten komt.
Een normale prostaat is ongeveer 10 tot 15 cc groot. De prostaat ontwikkelt zich bij de man tijdens de puberteit onder invloed van mannelijke hormonen. Ook na de puberteit blijft de prostaat groeien. Doorgaans betreft het een goedaardige vergroting, die wel regelmatig aanleiding kan geven tot klachten met plassen of bij een zaadlozing.
Plasklachten als gevolg van een vergrote prostaat kunnen bestaan uit een toegenomen plasdrang, toegenomen frequentie, slappere straal, nadruppelen.