Bij mensen met extreem vaak plassen, zowel overdag als ’s nachts, hevige aandrang om te plassen dat samengaat met urineverlies of onbegrepen blaas- en bekkenbodem pijn kan een PTNS behandeling zinvol zijn.
PTNS staat voor Percutane (door de huid heen) Tibial (scheenbeen) Nerve ( zenuw) Stimulation (stimulatie). PTNS is een vorm van neuromodulatie. Dit is een vorm van behandeling waarbij gevoelszenuwen worden geprikkeld met een elektrisch signaal waardoor de werking van bepaalde zenuwsystemen indirect beïnvloed wordt.
Bij PTNS wordt het elektrisch signaal aan de lange beenzenuw (nervus tibialis) in het onderbeen net boven de binnenzijde van het enkelgewricht gegeven. Deze beenzenuw loopt door· naar het onderste gedeelte van het ruggenmerg, het sacrale zenuwcentrum, van waaruit de blaasfuncties worden geregeld.
Met behulp van een zeer dunne naald - die door de huid - juist boven de enkel geplaatst wordt, wordt het gebied waarin de zenuwbaan loopt aangeprikt. Tevens wordt een elektrode op de hiel geplakt. De naald wordt aangesloten op de stimulator en de juiste frequentie wordt bepaald. Het elektrische signaal geeft een prikkelend gevoel in de hiel en tenen.
De PTNS behandeling is een veilige behandelingsmethode. Daarnaast is PTNS is vrijwel pijnloos. In eerste instantie worden 12 behandelingen, een per week, gedurende een half uur gegeven. Het is belangrijk dat de patient geen behandelingen overslaat om het meeste effect van de behandeling te hebben. Daarna wordt de frequentie van de behandelingen afgestemd op de behoefte van de patiënt. Bij zwangere vrouwen wordt de behandeling afgeraden. Indien u een pacemaker heeft mag u ook niet met PTNS behandeld worden.
De PTNS behandeling werd ontwikkeld door Dr. Stoller uit· San Francisco, V.S. en wordt ook wel SANS genoemd. In 2000 rapporteerde Dr. Stoller bij 100 patiënten met aandrang en aandrang incontinentie een succespercentage van ongeveer 80%. In de wetenschappelijke onderzoeken die daarna werden verricht bleek het succespercentage op ongeveer 70% uit te komen.
Sinds enkele maanden worden er in het Jeroen Bosch Ziekenhuis ook laparoscopische (kijkoperaties) verricht voor de behandeling van vaginale verzakkingen.
De organen in de onderbuik: de baarmoeder, de blaas en de endeldarm kunnen in de loop van het leven gaan zakken (wij spreken dan van een verzakking of prolaps), zelfs tot voorbij de opening van de vagina. Er kan een verzakking optreden van de vaginavoorwand, vaginaachterwand of de baarmoeder of een combinatie van alle drie. Indien er geen baarmoeder aanwezig is, kunt U een verzakking hebben van de top van de vagina (zogenaamd een ‘topprolaps’).
Een prolaps, die geen klachten geeft, hoeft niet behandeld te worden. Gebleken is dat een verzakking van meerdere compartimenten of verzakking van de top van vagina (na het verwijderen van de baarmoeder) beter met een kijkoperatie kan worden hersteld.
Deze ingreep wordtl uitgevoerd door de uroloog samen met de gynaecoloog. De kansen op definitief herstel na een kijkoperatie zijn beter dan na vaginale benadering (90% slaagkans vs 60%).
De kans op complicaties m.n. infectie van de prothese, erosie (doorgroei van de prothese doorheen de vaginawand) en dyspareunie (pijn in de vagina tijdens vrijen), is ook kleiner na een kijkoperatie (3% vs 10%). Bij de techniek van de kijkoperatie wordt, via 4 kleine gaatjes (5mm) in de buik, de verzakking hersteld waarbij de 3 compartimenten van het vrouwelijk bekken met een prothese bandje opgehangen worden. Dankzij het gebruik van het prothese bandje kunnen goede en blijvende resultaten bereikt worden.
De organen in de onderbuik: de baarmoeder, de blaas en de endeldarm, worden op hun plaats gehouden door spieren, ligamenten en steunweefsels, die echter door verschillende oorzaken kunnen worden beschadigd of hun kracht en soepelheid kunnen verliezen. Als dit gebeurt, kan dit tot gevolg hebben dat vernoemde organen geleidelijk gaan zakken (wij spreken dan van een verzakking of prolaps), zelfs tot voorbij de opening van de vagina. U kunt een verzakking hebben van de verschillende compartimenten in de vagina m.n. de voorwand (cystocele), achterwand (rectocele), baarmoeder (descensus uteri) of een combinatie van alle drie. Indien er geen baarmoeder aanwezig is, kunt U een verzakking hebben van de top van de vagina (zogenaamd een ‘topprolaps’).
Veruit de meeste prolapsen zijn het gevolg van moeilijke of bruuske bevallingen, van te snel op elkaar volgende zwangerschappen of van geboorten van zeer zware baby's. Tijdens en na de periode van de overgang (menopauze), met haar verminderde productie van hormonen, worden de steunweefsels nog dunner en zwakker. Het is meestal dan dat een prolaps door de patiënten wordt opgemerkt. Sommige verzakkingen worden niet opgemekt door de patiënten zelf en worden bij een routine onderzoek vastgesteld. In de meeste gevallen geeft een prolaps echter wel klachten. De patiënte voelt ‘een bol’ in de vagina die al of niet uit de schede komt en die dan meestal verdwijnt na een nachtje slapen. Andere klachten zijn: urineverlies, voornamelijk bij inspanningen die de druk in de buikholte doen toenemen (dragen van zware voorwerpen, hoesten, sporten en bij ontlasting), herhaalde blaasontstekingen, stoelgangsproblemen (constipatie en soms zelfs verlies van stoelgang). Tenslotte wordt een prolaps af en toe gekenmerkt door seksueel ongemak of pijn. De aanpak van een vaginale verzakking moet ‘holistisch’ zijn. Dit gebeurt meer en meer na multidisciplinair overleg tussen gynaecologen, urologen, abdominale chirurgen en fysiotherapeuten. Sinds ruim een ½ jaar is er een multidisciplinaire bekkenbodemspreekuur op beide locaties in het Jeroen Bosch Ziekenhuis (GZG).
Een prolaps, die geen klachten geeft, hoeft niet behandeld te worden.
Een hinderlijke prolaps kan vaak conservatief (dat wil zeggen zonder operatie) behandeld worden met hormonen, aangepaste fysiotherapie (kegeloefeningen bv) en/ of met een pessarium (vaginale ring). Sommige vaginale verzakkingen moeten echter operatief hersteld worden. Dit kan via vaginale toegangsweg of via laparoscopie / kijkoperatie ( ook wel ‘sleutelgatchirurgie’genoemd). Een verzakking van één van de vaginale compartimenten (bv enkel de voorwand of enkel de achterwand van de vagina) zal meestal vaginaal geopereerd worden door een gynaecoloog. Een verzakking van meerdere compartimenten of verzakking van de top van vagina (na het verwijderen van de baarmoeder) kan beter met een kijkoperatie worden hersteld. Deze ingreep wordt meestal uitgevoerd door de uroloog en/of een gynaecoloog. De kansen op definitief herstel na een kijkoperatie zijn beter dan na vaginale benadering (90% slaagkans vs 60%). De kans op complicaties m.n. infectie van de prothese, erosie (doorgroei van de prothese doorheen de vaginawand) en dyspareunie (pijn in de vagina tijdens vrijen), is ook kleiner na een kijkoperatie (3% vs 10%). Bij de techniek van de kijkoperatie wordt, via 4 kleine gaatjes (5mm) in de buik, de verzakking hersteld waarbij de 3 compartimenten van het vrouwelijk bekken met een prothese bandje opgehangen worden. Dankzij het gebruik van het prothese bandje kunnen goede en blijvende resultaten bereikt worden.
De gemiddelde verblijfduur in het ziekenhuis bedraagt 3-4 dagen (vergelijkbaar met de vaginale operatie).
Incontinentie na een radicale prostatectomie (= het ongewild verliezen van urine na het verwijderen van de prostaat vanwege prostaatkanker) is een gevreesde complicatie en komt helaas bij ongeveer 5% van de mannen die deze ingreep ondergingen voor. Ook na behandeling van goedaardige prostaatvergroting middels het verwijderen van prostaatweefsel via de plasbuis (TURP) kan incontinentie voorkomen. Vrijwel iedere man is kort na een radicale prostatectomie incontinent. Het ongewild verlies van urine verbetert maand na maand en is tot een jaar na de operatie nog mogelijk. Het herstel kan door middel van therapie bij een gespecialiseerde bekkenbodem fysiotherapeut bevorderd worden. Indien de incontinentie 6 maanden na de operatie nog zeer hinderlijk is, valt verbetering in de volgende 6 maanden vaak tegen en hoeft behandeling niet op zich te laten wachten totdat 12 maanden verstreken zijn.
Wel of niet behandelen
De diagnose incontinentie wordt gesteld naar aanleiding van uw klachtenpatroon en het lichamelijk onderzoek. Hiernaast wordt aanvullend onderzoek verricht. Dit bestaat uit:
Een gesprek met de uroloog of uroloog in opleiding (= anamnese).
Urineonderzoek: is er wel of geen sprake van een urineweginfectie.
Urodynamisch onderzoek (UDO): drukmeetonderzoek van de blaas, dit onderzoek wordt verricht indien er twijfel is over de diagnose.
Cystoscopie (= blaaskijkonderzoek). Dit wordt meestal gecombineerd met lichamelijk onderzoek.
Incontinentie is geen levensbedreigende aandoening. Ongemak, het ongewild nat zijn en ook de onaangename geur van het urineverlies zorgen ervoor dat vooral de kwaliteit van het leven vermindert. Pijn hoort niet bij incontinentie.
Een behandeling hoeft niet altijd noodzakelijk te zijn, maar kan de klachten vaak wel aanmerkelijk verminderen.
De ernst van de incontinentie is vooral van belang voor de keuze van de behandeling. De ernst kan worden uitgedrukt als de frequentie waarmee incontinentie optreedt (dagelijks, wekelijks, maandelijks), de hoeveelheid urineverlies of het gebruik van het aantal incontinentieverbanden.
De ernst van de incontinentie en vooral de mate waarin de incontinentie het dagelijks leven beïnvloedt, bepalen welke soort behandeling wordt toegepast.
Behandelingsmogelijkheden voor incontinentie zijn:
Het gebruik van incontinentiemateriaal.
Verband
Penisklem
Condoomkatheter
Fysiotherapie: bekkenbodemoefeningen. Zorgen voor een efficiënter gebruik van de bekkenbodem.
Operatie.
Operatie
Het doel van een operatie voor incontinentie is het afsluitmechanisme van de blaas te ondersteunen. Hierdoor is de afsluiting beter waardoor er bij drukverhogende momenten (persen, hoesten, tillen, enzovoort) geen of veel minder urineverlies kan optreden. Er is een groot aantal operaties ter behandeling van incontinentie. In het Jeroen Bosch Ziekenhuis is veel ervaring met de male sling. Al meer dan 100 patienten werden behandeld. Ruim 90% van de patienten is na behandeling tevreden.
Voorbereiding:
De operatie vindt op de operatiekamer plaats onder steriele omstandigheden. De patient scheert vòòr de operatie het schaamhaar, de balzak en het gebied tussen anus en balzak. Het gebruik van een ontharingscrème in dit gebied wordt, vanwege de daar aanwezige gevoelige huid, afgeraden.
Voor de operatie moet de patient nuchter zijn, dit wil zeggen dat hij ’s-avonds na 24.00u niets meer mag eten en drinken. Eventuele medicijnen mag hij met wat water innemen. Wanneer hij bloedverdunnende middelen gebruikt (Sintrom, Ascal enz) dient hij dit te vertellen aan uw uroloog. Deze medicatie zal in overleg met de specialist enige dagen tevoren gestaakt worden. Tijdens de operatie en na het verwijderen van de katheter krijgt de patient antibiotica. Overgevoeligheid voor bepaalde antibiotica, medicamenten, jodium of verbandmiddelen dienen voor de operatie gemeld te worden.
De operatie vindt meestal plaats onder lokale verdoving: de zogenaamde ruggenprik of spinaal anaesthesie. Deze verdoving maakt het onderlichaam tijdelijk gevoelloos. Ook kan de operatie onder volledige narcose gebeuren.
Het verblijf in het ziekenhuis is doorgaans beperkt (één nacht).
Male Sling ARGUS ®
Deze operatie is voor patiënten met matige tot zeer ernstige incontinentie.
De patient komt op een operatietafel te liggen met de benen in beensteunen. Na desinfectie met jodium (of een ander desinfectiemiddel indien hij hier overgevoelig voor is) wordt het operatiegebied afgedekt met steriele doeken. Een blaaskatheter wordt ingebracht, zodat de blaas geleegd wordt. Hierna wordt een kleine (5-6 cm) lengte snede in het gebied tussen de anus en de balzak gemaakt. De plasbuis die zich hieronder bevindt wordt zodanig vrijgelegd dat het plaatsen van het kussentje rondom de plasbuis mogelijk is.
Bij de klassieke Argus wordt er in de onderbuik net boven het schaambot een tweede (6-7 cm) dwarse snede gemaakt. De bandjes die zich aan het kussentje bevinden worden met een grote kromme naald via de eerste snede, achter het schaambot en voor de blaas langs geplaatst zodat deze in de onderbuik uitkomen. Hier worden de bandjes gefixeerd met dubbele ringetjes op de peesplaat van de buikspieren. Het bandje wordt zodanig strak getrokken dat u nog steeds goed kunt plassen, maar geen (of veel minder) ongewild urine zal verliezen.
De ligging van het bandje wordt tijdens de operatie middels cystoscopie (=blaaskijkonderzoek) gecontroleerd en de afsluitdruk van de door het het kussentje ondersteunde sluitspier wordt gemeten. Indien de sling naar tevredenheid zit worden de bandjes die in de onderbuik uitkomen in het onderhuidse vet begraven, waarna de wond met onoplosbare hechtingen wordt gesloten. De snede in het gebied tussen de anus en de balzak wordt met oplosbare hechtingen gesloten.
Male Sling ARGUS-T®
Deze operatie is voor patienten met matige tot ernstige incontinentie
Bij de Argus T is het eerste deel van de operatie gelijk aan die van de klassieke Argus. Hierbij wordt echter geen incisie gemaakt vlak boven het schaambot, maar twee kleine incisies in de liesstreek aan beide kanten. De bandjes die aan het kussentje zitten worden met een helixnaald door de ogen van het bekken naar de liesincisies geleid. Hier worden deze bandjes gefixeerd met dubbele ringetjes op de peesplaat van de beenspieren. Ook bij deze manier van plaatsen wordt er een drukmeting gedaan om te bepalen of het bandje strak genoeg zit. Een blaaskijkonderzoek is bij deze manier van plaatsen niet noodzakelijk omdat een blaasperforatie vrijwel onmogelijk is. Als het bandje goed zit worden alle wondjes met oplosbare hechtingen gesloten.
Voor beide manieren van plaatsen geldt dat de blaaskatheter wordt de volgende ochtend verwijderd. Hierna zal de patient vrijwel direct het resultaat merken. Wanneer de katheter is verwijderd kan hij zelf weer plassen. Nadat hij geplast heeft wordt bepaald of er nog urine in de blaas is achtergebleven. Dit gebeurt middels een echoapparaat (geluidsgolven). Indien het plassen goed gaat en er niet te veel urine in de blaas achterblijft mag hij naar huis.
Complicaties
Blaasperforatie (alleen bij klassieke Argus). Omdat de bandjes tussen het schaambot en de blaas worden geplaatst is het niet onmogelijk dat de blaas tijdens de operatie wordt aangeprikt. Dit wordt middels cystoscopie tijdens de operatie gecontroleerd. Indien dit het geval is zal het bandje direct opnieuw geplaatst worden. Dit heeft voor de blaas geen gevolgen. Wel moet de blaaskatheter langer (1 week) blijven zitten.
Nabloeding of bloeduitstorting
Infectie (
Afstoting bandje (
Toegenomen plasdrang (
Onvoldoende resultaat (20%). Het bandje kan tot een jaar na de operatie nog strakker gesteld worden indien dit nodig mocht zijn. Deze operatie is minder ingrijpend dan de eerste operatie, omdat dan alleen de snee in de onderbuik open gemaakt hoeft te worden.
Niet kunnen plassen. Soms komt het voor dat het spontane plassen na verwijderen van de blaaskatheter niet meteen op gang komt. Dit komt meestal omdat de operatie zwelling rondom en daardoor afsluiting van de plasbuis met zich meebrengt. Deze zwelling verdwijnt spontaan. In nagenoeg alle gevallen komt na enkele dagen het plassen spontaan op gang.
Leefregels en adviezen
Om een goed herstel na de operatie mogelijk te maken is het beter dat de patient 4 weken na de operatie:
Geen zware lichamelijke arbeid verricht
Geen geslachtsgemeenschap heeft
Niet fietst
Indien hij pijn in het gebied tussen anus en balzak heeft kan hij naast het gebruik van pijnstillers het beste op een kussentje of zwembandje gaan zitten.
Als de patient voor de operatie bloedverdunnende middelen gebruikte, mag hij het gebruik hiervan hervatten op de dag dat hij naar huis gaat.
Na het verwijderen van de katheter krijgt de patient nog voor 5 dagen antibiotica mee naar huis. Pijnstillers worden de eerste 2 weken voorgeschreven. Indien dit nodig is kan hij hier langer gebruik van maken.
Controle
Er wordt voor de patient een controle afspraak gemaakt bij de uroloog om het effect van de operatie te evalueren. Dit is 6 weken na de operatie. Hij wordt dan gevraagd om weer de incontinentiescorelijst in te vullen. De hechtingen in de onderbuik kunnen 1 week na ontslag bij de huisarts worden verwijderd.
Wanneer er eerder problemen zijn kan er telefonisch contact opgenomen met de polikliniek urologie.
Video over ARGUS® Male Sling
Wilt u meer informatie over de Argus Male Sling dan kunt u een (Engelstalige) videofilm bekijken: link naar videofilm.
Tot slot
Deze informatie betreft een algemene voorlichting en is bedoeld als extra informatie naast het gesprek met uw behandelend uroloog. Bijzondere omstandigheden kunnen tot wijzigingen aanleiding geven. Dit zal altijd door uw uroloog aan u kenbaar worden gemaakt. Heeft u na het lezen van deze informatie of de patiëntenfolder nog vragen, leg die dan gerust voor aan uw uroloog of de verpleegkundige (zie contact).